top of page

Leo Andringa

1913-1944

Den Haag

Leonardus Theodorus Cornelis

Zijn ondoorgrondelijkheid maakte hem geschikt als geheim agent

Leo Andringa werd in 1913 geboren in Den Haag als tweede kind in een katholiek gezin. Zijn vader was verzekeringsagent. Toen hij veertien was, ging hij naar het kleinseminarie van de Paters van Mill Hill in Limburg en Brabant. Daarna studeerde hij korte tijd in Leiden en werkte hij in Den Haag bij zijn vader. In 1935 vertrok hij naar Engeland. Hij verbleef eerst in West Drayton (ten westen van Londen), daarna in Liverpool en later ten zuiden daarvan, in Chester. In september 1940 voegde hij zich bij het Nederlandse leger in Porthcawl.


In mei 1941 werd Andringa gerekruteerd door de Britse sabotagedienst Special Operations Executive (SOE). Hij zou worden opgeleid om als geheim agent naar bezet Nederland te gaan. SOE vroeg de agenten-in-opleiding naar hun familie, opleiding, werkervaring en militaire achtergrond. Andringa vertelde dat hij Duits, Frans en Engels kende. Zijn hobby’s waren postzegels verzamelen, voetballen, tennissen en schaatsen. Zijn beroep – voordat hij het leger in ging – was dat van havenarbeider. Andringa’s familie vulde later op een formulier van de Oorlogsgravenstichting in dat hij priesterstudent in Engeland was geweest.


Andringa begon zijn opleiding bij SOE samen met Nol Baatsen, Barend Klooss, Huub Lauwers, Gosse Ras en Thijs Taconis. Tijdens de trainingen werden ze voortdurend begeleid en beoordeeld: hielden ze zich aan de regels, waren ze geschikt als geheim agent en zo ja, wat voor werkzaamheden zouden hen het beste passen? Dit alles werd bijgehouden in een persoonsdossier – deze zijn voor een groot deel bewaard gebleven in The National Archives.

Een eerste beoordeling kreeg Andringa in juni 1941 na een eerste training in Winterfold House. In het sabotagewerk was Andringa ‘scherp en enthousiast’, in het gebruik van wapens was hij ‘gemiddeld’. Hij had een goed begrip van explosieven gekregen en kon alle opdrachten goed uitvoeren. Zijn begeleider schreef:  

Well educated, quiet, sensible and appears reliable and trustworthy. Accustomed to handle and deal with men and able to look after himself. He seems confident that he can contact and organise reliable people around the Hague and Frisian Islands. He would probably be best working on his own and would prefer to do so.

Maar Andringa was ook zeer stil, bijna verlegen:

The only one [agent] I still don’t know anything about. It is just impossible to get behind him. He is extremely careful not to commit himself for a single moment. Should I have to make a judgement I prefer to assume that in the light of his future activities, this negative attitude is one of his best qualifications.

Ook bij de paramilitaire training in Arisaig House in Schotland werd Andringa’s gereserveerde en afstandelijke houding opgemerkt. Op afzonderlijke onderdelen scoorde hij niet bijzonder goed: hij leek niet geïnteresseerd in sabotage veldwerk, had wel kennis van ‘close combat’ opgedaan maar bleef nogal onhandig en ondanks dat hij lichamelijk fit was en redelijke vaardigheden had, toonde hij geen initiatief of bijzondere belangstelling. Toch had de commandant van Arisaig House een positief oordeel over Andringa: ‘IJverig, hardwerkend en bekwaam. Bezit mogelijk meer diepgang dan aan de oppervlakte lijkt.’



Toen hun opleiding bijna afgerond was, kregen Andringa, Klooss en Ras twijfels over de werkwijze van SOE. In Andringa’s persoonsdossier staat namelijk dat deze drie agenten in ‘wavering condition’ waren, maar dat SOE dacht ze nog wel om te kunnen praten. Ze bevonden zich op dat moment in opleiding in West Court. SOE hield in de gaten dat ze geen contact hadden met hun kennissen bij het Nederlandse Legioen. Correspondentie vanuit ‘Special Training Schools’ zoals SOE dat noemde – de gebouwen door heel Engeland die voor SOE waren gevorderd en ingericht als opleidingscentra – werd gecensureerd.


De agenten bespraken hun twijfels met hun contactpersonen bij SOE en dat was blijkbaar genoeg om deze weg te nemen. In januari 1942 was Andringa’s training afgerond. Hij verbleef een tijd op 50 Sloane Street – een flat in Londen die gehuurd werd voor de Nederlandse SOE-agenten – op Station XVII in Brickendonbury, de school voor ‘demolition’ en industriële sabotage, en in Doncaster ‘on a scheme’ zoals dat heette, dat wil zeggen dat hij een opdracht kreeg om te oefenen als geheim agent.



Op 21 maart 1942 werd hij teruggeroepen naar Londen en een week later begon zijn echte opdracht. Samen met Jan Molenaar vormde hij operatie ‘Turnip’. Andringa was de organisator, Molenaar zou hem bijstaan als marconist: hij zou het telegramverkeer met SOE in Londen verzorgen zodat Andringa vragen of opdrachten uit Engeland kon krijgen en SOE kon informeren over de situatie in bezet gebied en de voortgang van zijn werk. Andringa’s missie bestond uit het zoeken van een zeeroute die gebruikt kon worden om agenten in Nederland af te zetten en op te halen, het verkennen van mogelijke doelwitten voor sabotage in Brabant en het rekruteren van mannen om dit sabotagewerk uit te voeren.


Vanuit een RAF-vliegtuig werden de mannen van Turnip gedropt boven Nederland. Maar Molenaar raakte zwaar gewond bij de landing. Via collega-agent en marconist Han Jordaan, dezelfde nacht gedropt, liet Andringa twee weken later aan SOE in Engeland weten dat Molenaar was omgekomen: hij was op een stenen muur terechtgekomen en had beide benen en zijn rug gebroken. Zijn lichaam was inmiddels gevonden. Aanwezige papieren en ‘incriminating evidence’ had Andringa verbrand, Molenaars radiozender had hij in de buurt van de landingsplek begraven.


Andringa kon zelf niet zenden: hij was daarvoor niet opgeleid en had geen eigen zendtoestel meegekregen. Vandaar dat hij afhankelijk was van contact met zijn collega-geheim agenten in Nederland. Slechts twee van deze zes agenten hadden een zendapparaat: Lauwers en Jordaan. SOE gaf aan hen instructies door voor de anderen, niet wetend dat Lauwers – net als Taconis – al begin maart gearresteerd was en dat Lauwers’ telegramverkeer door de Duitsers gelezen en gedicteerd werd. Daardoor wisten de Duitsers van een ontmoetingsplek in Haarlem die door SOE gebruikt werd. Toen Andringa zich daar meldde, werd hij gearresteerd door de Sicherheitspolizei. Dat was een maand na zijn aankomst in Nederland.


Voor vertrek had Andringa meerdere kennissen in Engeland op de hoogte gebracht. Hij was daarvoor door SOE op de vingers getikt: tegen de regels in had iemand laten weten dat hij binnenkort ‘naar het continent’ zou gaan. In februari 1943 deed Margaret Barry uit Liverpool navraag bij SOE. Ze had met Andringa gecorrespondeerd tijdens zijn tijd in Engeland, ook voordat hij bij het leger ging, en had begrepen dat hij voor de ‘Intelligence Service’ werkte, als saboteur. Andringa had haar geschreven dat hij in april 1942 zou vertrekken en in december 1942 weer zou terugkeren. SOE informeerde Barry – en degene bij wie Andringa zijn bezittingen had achtergelaten – dat Andringa op 6 december 1942 was omgekomen. Deze informatie was afkomstig uit Nederland, maar SOE wist toen nog niet dat dit telegram niet van een SOE-agent kwam maar van de Duitse Abwehr.


Pas vanaf juni 1945 kwam SOE erachter wat er met Andringa gebeurd was. Na zijn arrestatie was hij met andere geheim agenten gevangen gehouden in het voormalige Grootseminarie in Haaren, in gebruik als Polizei- und Untersuchungsgefängnis Lager, en later in Assen. Zoals de meesten werd ook Andringa overgebracht naar een gevangenis in Rawicz en vervolgens naar het concentratiekamp Mauthausen. Daar werd hij op 6 september 1944 vermoord.


In augustus 1945 plaatsten zijn vader en zus een advertentie voor Andringa – zijn moeder was in 1943 overleden.


advertentie Andringa
De Maasbode, 2 augustus 1945.

7 januari 2024

bottom of page