top of page
  • FB

Een blik in de geheime keuken: operaties Rhodium en Claribel

Het gebrek aan kennis over hoe geheime diensten werken, schreef Constant Hijzen onlangs, verklaart voor een deel onze fascinatie ervoor. Op ons, buitenstaanders, heeft het geheim een hypnotiserende werking. Ook de geheime diensten in Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog waren omgeven met geheimzinnigheid. Inzichten in de archieven van de Special Operations Executive (SOE), gericht op sabotage en verzet, zijn soms echter ontluisterend. Vooral de documenten uit de eerste oorlogsjaren blinken uit door naïviteit.


Eind 1940 werd bij SOE een afdeling opgericht die zich met Nederland ging bezighouden – de N-sectie – onder leiding van Richard Laming, ondernemer en handelsattaché, afkomstig uit een Brits-Nederlandse familie, die in mei 1940 met het personeel van de Britse ambassade uit Nederland was vertrokken. Sindsdien was er geen contact meer geweest met bezet gebied. Om geheim agenten uit te sturen en een zendverbinding op te zetten, moest zijn team ‘op de tast’ te werk gaan. Uit het archiefmateriaal dat de medewerkers van de N-sectie hebben nagelaten, lijkt het erop dat de afdeling is gaan brainstormen en ook de meest onrealistische ideeën – geheel niet van toepassing op een oorlogssituatie – aan het papier hebben toevertrouwd en zelfs redelijk serieus hebben uitgewerkt.


Operatie Rhodium: de weg naar Zoutkamp

De eerste opgave voor Laming en zijn medewerkers was verbinding tot stand te brengen met bezet Nederland. In Zoutkamp was een schipper, Jan Bottema, die voor de oorlog voor de Britse geheime dienst had gewerkt. Zou de N-sectie nu contact met hem kunnen leggen? Een van mogelijkheden die werd opgeworpen was om een reddingssloep in de buurt van de kust af te zetten en geheim agenten aan land te laten gaan. Zij zouden zich voordoen als drenkelingen van een op een mijn gelopen schip. Het idee was dat de Duitsers dan geen argwaan zouden koesteren.


Laming had een sterke voorkeur voor een operatie over zee naar het wad. Dit was op zichzelf al riskant vanwege de grote afstand vanaf de Britse kust. Bovendien was de vraag hoe een agent vervolgens van het wad naar Zoutkamp moest komen. Een optie was om hem een opvouwbare dinghy mee te geven en af te zetten op Schiermonnikoog of Ameland. In een vergadering van de N-sectie op 20 februari 1941 werd ook geopperd om op 8 zeemijl van de kust te ankeren, de agent bij laag tij overboord te zetten en hem over het wad naar Zoutkamp te laten lopen, een tocht die werd geschat op drie uur.

Zoutkamp
Het schip m.s. Vooruitgang III vaart de haven van Zoutkamp in, ansichtkaart uit 1947. Zuiderzeemuseum.

Als eenmaal een agent het vasteland had bereikt en Bottema had gevonden, moest hij met behulp van het vooroorlogse netwerk van Laming de mogelijkheden voor sabotage verkennen en een bredere verzetsorganisatie helpen opzetten. De leden daarvan zouden ‘waterdichte herkenningstekens’ nodig hebben om te weten of ze met een sympathisant te maken hadden. In een nota deed de N-sectie daarvoor enkele suggesties. Een muzikaal teken was een mogelijkheid, zoals de openingsmaten van een liedje als ‘Ik had een wapenbroeder’. Het antwoord zou moeten bestaan uit het verder zingen van het deuntje. Ook variaties als ‘Ik heb een wapenbroeder’ zouden kunnen worden geïntroduceerd. Een andere optie was een insigne of een speldje, met een bepaald teken op de achterkant. Een derde suggestie was een verbaal herkenningsteken met vraag en antwoord: ‘Wat zei Van Speyk?’ ‘Liever de lucht in.’ De auteur voegde eraan toe dat waarschijnlijk een beter teken kon worden bedacht.


Claribel: storen en omleiden

Begin 1941 hielden de Britten nog rekening met een mogelijke invasie van de Duitsers op Brits grondgebied. De leiding van SOE wilde door sabotage en andere ontregelende acties in de bezette gebieden een bijdrage leveren om deze Duitse plannen te dwarsbomen. Hun plan met de naam Claribel voorzag in operaties in Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Frankrijk en Ierland.

prent oorbaan
Tekening van Albert Oorbaan in Netherlands news, een uitgave van The Netherlands Information Bureau, New York 1942-1943. Beeldbank WO2/NIOD.

Op 19 februari 1941 spraken Laming en zijn rechterhand Geoffrey Pinnock van de N-sectie met de inlichtingenafdeling van SOE in Michael House op Baker Street 82 over mogelijke activiteiten voor Claribel. Zoals: het belemmeren van verkeer van de Duitsers over water. Men dacht dat alle loodsen en kapiteins van sleepboten door de Duitse autoriteiten zouden worden gedwongen hun diensten te verlenen aan de invasievloot. Dat moest tijdig worden voorkomen door hen te betalen of, als dat nodig zou zijn, zo ver te gaan om ze uit te schakelen door kidnapping, dan wel ‘nog drastischer middelen’ in te zetten. Welke dat zouden zijn, vermeldt het verslag van de bijeenkomst niet.


Op de bespreking volgde een nota van de N-sectie uit maart 1941, getiteld ‘Claribel (Holland)’: een uitgebreid programma van maatregelen om het de Duitsers bij een eventuele invasie van Groot-Brittannië zo lastig mogelijk te maken. Een van de meest opvallende voorstellen was om voortdurend alle telefoonnummers van de volgende personen en instanties te laten bellen, met het doel de communicatie te verstoren:

  • Alle Duitse beambten en onderzoeksbureaus

  • Alle politiebureaus

  • Alle brandweerkazernes

  • Alle gemeentelijke kantoren

  • Alle spoorwegstations

  • Alle telefoon, telegraaf en telex kantoren

  • Alle postkantoren

  • Alle havenkantoren en sluiswachters

  • Alle elektriciteitscentrales.


Om het verkeer op het water te hinderen moesten de navigatielichten van schepen worden verborgen of verwijderd. Ook de lichten en signalen op het spoor en de lampen van treinen dienden te worden verduisterd, bijvoorbeeld door ze zwart te verven. Op treinen zouden borden of tekens worden aangebracht met een andere bestemming of met de boodschap ‘Vertrekt niet’. Een ander voorstel was om misleidende borden langs de weg te zetten zoals ‘Omleiding’, ‘Geen doorgang’ of ‘Gevaar. Niet ontplofte bom’. Omdat SOE in deze tijd nog geen agenten of enige organisatie in bezet Nederland had, ging het om louter fictieve voorstellen.


De Duitse invasieplannen werden uitgesteld en van uitstel kwam afstel. Het plan Claribel is nooit uitgevoerd. Dat gold ook voor Rhodium: de route naar het wad bleek onwerkbaar. Toen vanaf eind 1941 daadwerkelijk geheim agenten naar Nederland vertrokken, werden zij op een na per vliegtuig gedropt. Niettemin bieden de archiefstukken over Rhodium en Claribel ons een – nogal onthullende – blik in de keuken van de Nederlandse sectie van SOE in de eerste fase van de oorlog. Het was een fase van ‘veel experimenten en fouten’, zoals Jack Beevor, die vrijwel vanaf de oprichting bij de dienst betrokken was, later schreef. Achter de sluier van geheimzinnigheid doemt vooral de onttovering op. Laming en zijn team hadden geen idee van de omstandigheden in bezet gebied. Dat was ook een aantal agenten opgevallen die door SOE werden uitgezonden. Ben Ubbink, in 1943 gedropt als geheim agent, vertelde later: ’Ik kreeg wel het idee, dat […] de officieren in Engeland niet goed wisten, hoe de ware toestand in Holland in oorlogstijd in werkelijkheid was.’

Bronnen

Constant Hijzen, ‘Inlichtingen, veiligheid en spionage. Tussen fantasie en het echte leven’, in Constant Hijzen e.a. (red.), Uiterst vertrouwelijk. Achter de schermen van de Nederlandse geheime diensten (Amsterdam/Antwerpen 2024) 11-18.

The National Archives, HS 6/768 en HS 6/765.

J.G. Beevor, SOE. Recollections and reflections 1940-1945 (Londen/Sydney/Toronto 1981) 15.

Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek 4C-I, De Nederlandse geheime diensten te London. De verbindingen met het bezette gebied (Punt F van het Enquêtebesluit), Verhoren (’s-Gravenhage 1950) 227.


41 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page