De beste schutter van de klas
De allereerste agenten die voor SOE boven Nederland werden geparachuteerd, waren Cor Sporre (1910-1941) en Ab Homburg (1917-1945). Ze kenden elkaar uit hun diensttijd bij het korps Motordienst en waren samen naar Engeland vertrokken.
Sporre was houder van een café en ‘reparatie-inrichting’ in Schuddebeurs (Zeeland) geweest en later rijwielhandelaar en motorreparateur. In historische kranten is hij verder te vinden als winnaar van de wisselbeker voor terreinritten van de motorclub op Schouwen-Duiveland in 1932 en 1933 en als winnaar van de grasbaanwedstrijden in Vlissingen in 1934.
Hij werd gemobiliseerd in Rotterdam en ging na mei 1940 bij de Hoogovens in IJmuiden werken (‘in charge of cranes’ werd in Engeland genoteerd). Daar had hij een roeiboot weten te bemachtigen. Hij wilde naar Engeland om bij de luchtmacht te gaan. Homburg en Sporre kochten een buitenboordmotor en vertrokken met nog een vriend, Willem de Waard, op 22 maart 1941. Voor de Engelse kust werden ze opgepikt door een Engelse torpedobootjager die hen naar Harwich bracht.
Sporre en Homburg werden begin april 1941 door Richard Laming voor SOE gerekruteerd. Op verschillende 'Special Training Schools' van SOE werden ze opgeleid. Eind april 1941 kreeg Sporre training in parachutespringen. Hij maakte twee vluchten met een Whitley-toestel. Volgens het SOE-verslag werd Sporre bij het springen ‘zo blij als een kind met nieuw speelgoed’.
Zijn begeleiders waren tevreden: ‘Keen, and trying hard to learn all he can. Has common sense and is intelligent.’ Hij was de beste schutter van de klas, praktisch ingesteld en het meest geïnteresseerd in explosieven en vernieling. De commandant van SOE’s scholen in Beaulieu oordeelde: ‘Intelligent mechanic type; simple education. Alert and keen; has plenty of common sense and power of quick decision. Within his own limits has power of leadership and organisation. Dependable type.’
Op 7 september 1941 begon Sporre en Homburgs operatie genaamd ‘Glasshouse A’. Sporre kreeg als opdracht om contact te leggen met Jan Bottema in Zoutkamp die voor de oorlog voor de Engelse geheime diensten was gerekruteerd. Met behulp van Bottema zou Sporre een zeeverbinding tussen Engeland en Nederland moeten opzetten. Van Laming had Sporre meerdere contactadressen meegekregen die hij moest gebruiken om informatie verzamelen. Sporre en Homburg hadden geen radiozender meegekregen om SOE in Londen op de hoogte te houden: na het vervullen van hun taken zouden ze van het strand ten noorden van Noordwijk worden opgehaald. Die ophaalactie mislukte.
In Nederland was Sporre Wiek Schrage tegengekomen, een agent van de Engelse inlichtingendienst SIS. Schrage was inspecteur van politie geweest in Hilversum en behoorde ook tot het korps Motordienst. In Engeland had hij enige tijd als transportofficier bij de Prinses Irene Brigade gediend, voor hij door SIS werd ingeschakeld. Schrage was in juni 1941 in Nederland gedropt. Hij wilde terugkeren naar Engeland en rapporten met inlichtingen meenemen. Sporre en Schrage vertrokken op 13 november 1941 per boot vanuit Petten (Noord-Holland), maar moeten bij de reis zijn omgekomen: ze zijn niet in Engeland aangekomen noch onderweg opgepakt.
In 1947 ontvingen Sporres ouders in Zuid-Afrika volgens De Heerenveensche koerier een schrijven van deelneming van Wilhelmina met de tekst: ‘Zijn offer zal door mij steeds in dankbare herinnering worden gehouden. Moge zijn nagedachtenis U een steun in het verdere leven blijven.’
Homburg ontkwam in februari 1942 naar Engeland. Hij werd piloot bij het Nederlandse squadron 322 van de Royal Air Force. Op 1 april 1945 werd zijn vliegtuig tijdens een aanval neergeschoten, waarbij Homburg omkwam.
Comments